Wanneer de zomers verzengend heet worden in het hart van het Greater Yellowstone Ecosystem, een immens wildernisgebied dat zich uitstrekt over Wyoming, Montana en Idaho, voor elanden, bizons en andere grote zoogdieren, is koel blijven niet alleen een kwestie van comfort, maar van puur overleven.

Een team van onderzoekers van de Montana State University besloot te onderzoeken hoe deze soorten reageren op hittepieken in de zomer. Het doel was om te begrijpen of de reacties meer afhankelijk waren van hun fysieke kenmerken – zoals grootte, geslacht of fysiologie – of van het type habitat waarin ze leven.

Het landschap bepaalt de warmtereactie, niet de grootte of het geslacht

De resultaten, gepubliceerd in het tijdschrift Ecosfeerwaren verrassend: het is de samenstelling van het landschap – en niet de biologische kenmerken – die het gedrag van dieren in de warmere periodes bepaalt.

Uit de analyse van GPS-gegevens die gedurende 15 jaar zijn verzameld over negen verschillende soorten (bizons, moeflons, steenbokken, elanden, muilezelherten, wapiti, pronghorn, wolf en poema), kwam naar voren dat alle exemplaren langzamer gaan rijden, schaduw zoeken en hun bewegingen verminderen tijdens warme dagen.

Maar niet iedereen kan zich even gemakkelijk tegen de hitte beschermen.

Dieren die in homogene, vlakke omgevingen leven – zoals de prairies van het Shirley Basin in Wyoming – moeten grotere afstanden afleggen om onderdak te vinden, omdat hun leefgebieden heel weinig schaduw bieden.

‘Gedragsplasticiteit’ is de natuurlijke reactie op klimaatverandering

Het onderzoek benadrukte ook het concept van gedragsplasticiteit: het vermogen van dieren om hun gewoonten snel aan te passen aan de omgevingsomstandigheden. Een echte overlevingsstrategie die veel sneller werkt dan genetische evolutie, zoals onderzoeker Justine Becker uitlegde:

We beschouwen klimaatverandering vaak als een onoverkomelijke bedreiging, maar gedrag is een directe hulpbron waarmee dieren zich aan veranderingen kunnen aanpassen.

Deze flexibiliteit biedt een soort “biologische schokdemper”, vooral in omgevingen die bewegingsvrijheid en toegang tot verschillende microhabitats mogelijk maken: schaduwrijke bossen, heuvels, koele valleien en open gebieden.

Een les voor natuurbeheer

De waarde van dit onderzoek is ook praktisch. Natuurbeheerorganisaties moeten rekening houden met het belang van diverse en toegankelijke landschappen.

Jerod Merkle, een ecoloog aan de Universiteit van Wyoming, benadrukt het belang van ‘doorlatende’ landschappen, waardoor dieren zich tijdens hittegolven vrij tussen verschillende habitats kunnen bewegen.

Met andere woorden: het is niet voldoende om de gebieden waar deze dieren vandaag de dag leven te beschermen: we moeten hen toegang garanderen tot een mozaïek van verschillende omgevingen, want alleen op deze manier zullen ze kunnen kiezen waar ze heen willen als de temperatuur stijgt.

Dit onderzoek – het resultaat van een samenwerking tussen staats-, federale en universitaire instanties – toont aan dat grote zoogdieren geen passieve slachtoffers zijn van de klimaatverandering. Ze kunnen reageren en zich aanpassen, maar daarvoor hebben ze complexe en diverse landschappen nodig.

En wanneer extreme hitte de nieuwe norm wordt, kan het vinden van onderdak het verschil betekenen tussen leven en dood.

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in: